Als je Duits leert, is het uitbreiden van je woordenschat met bijvoeglijke naamwoorden essentieel voor expressieve communicatie. Hier kijken we naar Duitse bijvoeglijke naamwoorden die beginnen met de letter F, die nuance en details kunnen toevoegen aan je gesprekken.
Bijvoeglijke naamwoorden beginnend met F
Fabelhaft
Vertaling: fantastisch, fantastisch
Gebruik: “Das war ein fabelhaftes Konzert.” (Dat was een fantastisch concert).
Fachmännisch
Vertaling: professioneel, deskundig
Gebruik: “Er hat die Aufgabe fachmännisch erledigt.” (Hij voltooide de taak professioneel.)
Fad
Vertaling: saai, nietszeggend
Gebruik: “Das Essen war ziemlich fad.” (Het eten was nogal flauw.)
Fahl
Vertaling: bleek, bleek
Gebruik: “Sie sah fahl aus nach der Krankheit.” (Ze zag er bleek uit na de ziekte).
Falsch
Vertaling: fout, onjuist, onwaar
Gebruik: “Das ist die falsche Antwort.” (Dat is het verkeerde antwoord.)
Farbenfroh
Vertaling: kleurrijk
Gebruik: “Das Gemälde ist sehr farbenfroh.” (Het schilderij is erg kleurrijk.)
Faul
Vertaling: lui
Gebruik: “Er ist ein fauler Schüler.” (Hij is een luie student.)
Feige
Vertaling: laf
Gebruik: “Sein Verhalten war feige.” (Zijn gedrag was laf.)
Fein
Vertaling: fijn, delicaat, mooi
Gebruik: “Das Kleid hat eine feine Spitze.” (De jurk heeft fijn kant.)
Felsenfest
Vertaling: rotsvast, onvermurwbaar
Gebruik: “Sie ist felsenfest von ihrer Meinung überzeugt.” (Ze is rotsvast in haar mening).
Fertig
Vertaling: klaar, afgewerkt
Gebruik: “Das Essen ist fertig.” (Het eten is klaar.)
Fest
Vertaling: stevig, solide
Gebruik: “Der Knoten ist sehr fest.” (De knoop zit heel strak.)
Fett
Vertaling: vet, vettig
Gebruik: “Diese Suppe ist zu fett.” (Deze soep is te vet.)
Feucht
Vertaling: vochtig
Gebruik: “Die Luft ist heute sehr feucht.” (De lucht is erg vochtig vandaag).
Fieberhaft
Vertaling: koortsachtig
Gebruik: “Er arbeitete fieberhaft an dem Projekt.” (Hij werkte koortsachtig aan het project).
Fies
Vertaling: gemeen, gemeen
Gebruik: “Das war eine fiese Bemerkung.” (Dat was een gemene opmerking.)
Fiktiv
Vertaling: fictief
Gebruik: “Die Geschichte ist völlig fiktiv.” (Het verhaal is volledig fictief.)
Finster
Vertaling: donker, somber
Gebruik: “Der Wald sieht finster aus.” (Het bos ziet er somber uit.)
Flink
Vertaling: behendig, snel
Gebruik: “Der Dieb war flink und verschwand.” (De dief was behendig en verdween.)
Flott
Vertaling: snel, bruusk, pittig
Gebruik: “Sie hat einen flotten Schritt.” (Ze loopt stevig door.)
Flüchtig
Vertaling: vluchtig, vluchtig
Gebruik: “Die Erinnerung war flüchtig.” (De herinnering was vluchtig.)
Flüssig
Vertaling: vloeibaar, vloeiend
Gebruik: “Das Metall ist bei dieser Temperatur flüssig.” (Het metaal is vloeibaar bij deze temperatuur).
Folgerichtig
Vertaling: logisch, consistent
Gebruik: “Ihre Argumente waren folgerichtig.” (Haar argumenten waren logisch.)
Forsch
Vertaling: bruusk, stoutmoedig
Gebruik: “Er ist sehr forsch in seinen Entscheidungen.” (Hij is erg doortastend in zijn beslissingen).
Fraglich
Vertaling: twijfelachtig, twijfelachtig
Gebruik: “Das ist eine fragliche Behauptung.” (Dat is een twijfelachtige bewering).
Französisch
Vertaling: Frans
Gebruik: “Sie spricht fließend Französisch.” (Ze spreekt vloeiend Frans.)
Frappant
Vertaling: opvallend, opzienbarend
Gebruik: “Die Ähnlichkeit ist frappant.” (De gelijkenis is treffend.)
Fröhlich
Vertaling: vrolijk, blij
Gebruik: “Er ist ein fröhlicher Mensch.” (Hij is een vrolijk persoon.)
Froh
Vertaling: blij, gelukkig
Gebruik: “Ich bin froh, dich zu sehen.” (Ik ben blij je te zien.)
Fruchtbar
Vertaling: vruchtbaar
Gebruik: “Das Land ist sehr fruchtbar.” (Het land is erg vruchtbaar.)
Früh
Vertaling: vroeg
Gebruik: “Er ist früh aufgestanden.” (Hij stond vroeg op.)
Frustrierend
Vertaling: frustrerend
Gebruik: “Die Situation ist frustrierend.” (De situatie is frustrerend.)
Furchtbar
Vertaling: verschrikkelijk, afschuwelijk
Gebruik: “Das war ein furchtbarer Tag.” (Dat was een verschrikkelijke dag.)
Furchtsam
Vertaling: timide, angstig
Gebruik: “Sie ist sehr furchtsam.” (Ze is erg verlegen.)
Fürchterlich
Vertaling: verschrikkelijk, vreselijk
Gebruik: “Das ist eine fürchterliche Nachricht.” (Dat is vreselijk nieuws.)
Fürsorglich
Vertaling: zorgzaam, attent
Gebruik: “Sie ist eine fürsorgliche Mutter.” (Ze is een zorgzame moeder.)
Futsch
Vertaling: weg, verloren
Gebruik: “Mein Geld ist futsch.” (Mijn geld is weg.)