Duitse ondergeschikte bijzinnen spelen een cruciale rol bij het construeren van complexe zinnen, het geven van extra informatie en het aangeven van relaties tussen verschillende zinsdelen. Betrekkelijke, tijdelijke en causale bijzinnen zijn prominent aanwezig. Laten we eens kijken naar elk van deze typen met voorbeelden.
Relatieve bijzinnen
Betrekkelijke bijzinnen in het Duits geven extra informatie over een zelfstandig naamwoord of voornaamwoord in de hoofdzin. Ze worden ingeleid door betrekkelijke voornaamwoorden zoals “der”, “die”, “das”, “welcher”, “welche”, “welches”, en andere. Hier is een voorbeeld:
- Das Buch, das ich lese, ist sehr interessant. (Het boek dat ik aan het lezen ben is erg interessant).
In dit voorbeeld, “das ich lese” is de relatieve bijzin die extra informatie geeft over “das Buch”.
Tijdelijke bepalingen
Tijdelijke bepalingen in het Duits geven tijdsrelaties aan en worden ingeleid door onderschikkende voegwoorden zoals “wenn” (wanneer), “bevor” (voor), “nachdem” (na), en anderen. Hier is een voorbeeld:
- Wenn es regnet, bleibe ich zu Hause. (Als het regent, blijf ik thuis).
Hier, “wenn es regnet” functioneert als een temporele bijzin die de voorwaarde aangeeft waaronder de hoofdzin optreedt.
Causale bepalingen
Causale bijzinnen in het Duits drukken de oorzaak of reden uit voor de actie in de hoofdzin. Ze worden ingeleid door onderschikkende voegwoorden zoals “weil” (omdat), “da” (sinds), “denn” (voor), onder andere. Hier is een voorbeeld:
- Ich gehe nicht ins Kino, weil ich müde bin. (Ik ga niet naar de bioscoop omdat ik moe ben.)
In deze zin, “weil ich müde bin” dient als causale bijzin die de reden verklaart waarom hij niet naar de bioscoop gaat.