Samenvoegingen in het Frans - Een volledige lijst met voorbeelden

Een essentieel aspect van het beheersen van het Frans is het begrijpen van de betekenis van voegwoorden, die een cruciale rol spelen bij het verbinden van ideeën en het vormgeven van de structuur van zinnen en alinea's.

 

Samenvoegingen begrijpen

In order to master French, it's crucial to understand conjunctions. These little words, often taken for granted, serve as the glue that binds different elements of a sentence together, enhancing clarity and coherence.

Conjunctions can be categorized into several groups, each serving a unique purpose. Let's explore some of the key conjunctions and their functions in the French language:

 

Coördinerende voegwoorden

Coördinerende voegwoorden, zoals “et” (en), “mais” (maar), en “ou” (of), dienen om woorden, zinnen of bijzinnen van gelijk belang met elkaar te verbinden. Ze vergemakkelijken de vorming van samengestelde zinnen en dragen bij aan het ritme van de spraak.

  1. et - en
  2. mais - maar
  3. ou - of
  4. donc - daarom, dus
  5. or - maar
  6. ni - noch
  7. car - want, omdat

Voorbeelden:

  • “et” (en): Marie aime le chocolat et les fraises. (Marie houdt van chocolade en aardbeien.)
  • “ou bien” (of anders): Tu peux prendre le bus ou bien le métro. (Je kunt de bus nemen of anders de metro).
  • “donc” (so): Il pleut, donc nous devons rester à la maison. (It's raining, so we have to stay home.)
  • “car” (because): Il ne peut pas venir, car il est malade. (He can't come because he is sick.)

 

Onderschikkende voegwoorden

Onderschikkende voegwoorden introduceren afhankelijke bijzinnen die niet op zichzelf kunnen staan als volledige zinnen. Deze voegwoorden leggen relaties van oorzaak, gevolg, tijd of voorwaarde tussen de hoofdzin en de bijzin.

  1. que - dat
  2. parce que - omdat
  3. quand - wanneer
  4. lorsque - wanneer
  5. comme - aangezien
  6. puisque - sinds
  7. si - als
  8. bien que - hoewel
  9. quoique - hoewel
  10. pour que - zodat
  11. afin que - opdat
  12. avant que - voor
  13. après que - na
  14. jusqu'à ce que - tot
  15. à condition que - op voorwaarde dat
  16. sans que - zonder
  17. de sorte que - zodat
  18. malgré que - ondanks

Voorbeelden:

  • “quand” (wanneer): Quand il pleut, nous restons à la maison. (Als het regent, blijven we thuis).
  • “si” (als): Si tu viens, je serai content. (Als jij komt, zal ik gelukkig zijn).
  • “pendant que” (terwijl): Elle lit un livre pendant que son frère joue. (Ze leest een boek terwijl haar broer speelt).
  • “après que” (na): Il est rentré après que la pluie a cessé. (Hij kwam terug nadat de regen was gestopt.)

 

Correlatieve voegwoorden

Correlatieve voegwoorden werken in paren om parallelle elementen in een zin met elkaar te verbinden. Veel voorkomende correlatieve paren zijn “ni…ni” (noch...noch), “soit…soit” (ofwel...ofwel), en “tant…que” (zolang).

  1. soit… soit - of
  2. non seulement… mais aussi - niet alleen... maar ook
  3. ni… ni - noch... noch
  4. ou… ou - of
  5. tantôt… tantôt - soms... soms

Voorbeelden:

  • “ni…ni” (neither…nor): Il n'aime ni le poisson ni la viande. (He likes neither fish nor meat.)
  • “autant que” (as much as): J'aime autant le thé que le café. (I like tea as much as coffee.)
  • “aussi bien que” (net zo goed als): Il danse aussi bien que sa sœur. (Hij danst net zo goed als zijn zus.)
  • “tantôt…tantôt” (soms...soms): Il est tantôt triste, tantôt joyeux. (Hij is soms verdrietig, soms blij.)

 

Voegwoordelijke zinnen

Bijzinnen, zoals “bien que” (hoewel), “depuis que” (sinds), en “afin que” (zodat), worden gebruikt om afhankelijke bijzinnen met specifieke betekenissen te introduceren. Deze zinnen zijn cruciaal om complexe ideeën en relaties uit te drukken.

  1. afin que - zodat, opdat
  2. bien que - hoewel, hoewel
  3. à condition que - op voorwaarde dat
  4. pour que - zodat
  5. de sorte que - zodat
  6. de façon que - zodat, op zo'n manier dat
  7. de manière que - zodat, op zo'n manier dat
  8. de peur que - uit angst dat
  9. à moins que - tenzij
  10. avant que - voor
  11. sans que - zonder
  12. jusqu'à ce que - tot
  13. malgré que - ondanks
  14. pourvu que - op voorwaarde dat
  15. en attendant que - terwijl, tot
  16. dès que - zodra
  17. aussitôt que - zodra
  18. après que - na
  19. depuis que - sinds (tijd)
  20. tant que - zolang
  21. parce que - omdat
  22. vu que - gezien het feit dat
  23. étant donné que - gezien het feit dat
  24. quand bien même - zelfs als
  25. sous prétexte que - onder het voorwendsel dat
  26. dans la mesure où - voor zover
  27. de telle sorte que - op zo'n manier dat
  28. de crainte que - uit angst dat

Voorbeelden:

  • Bien qu'il soit fatigué, il travaille dur. (Although he is tired, he works hard.)
  • “afin de” (in order to): J'étudie le français afin de voyager en France. (I am studying French in order to travel to France.)
  • “pour que” (zodat): Elle parle lentement pour que tout le monde comprenne. (Ze spreekt langzaam zodat iedereen het begrijpt.)
  • “bien que” (although): Bien qu'il fasse froid, je vais sortir. (Although it's cold, I'm going out.)

 

Andere veelvoorkomende voegwoorden

  1. si bien que - zozeer zelfs dat
  2. tandis que - terwijl, terwijl
  3. depuis que - sinds (tijd)
  4. dès que - zodra
  5. aussitôt que - zodra
  6. pourvu que - op voorwaarde dat
  7. quoique - hoewel
  8. autant que - zoveel als
  9. aussi bien que - evenals